Mijmeringen van de kunstenaar Arend Kleinpaste betreffende het vliegen.
Hoewel ik over het algemeen heel goed gedij
Ik word niet door honger of gebrek aan liefde overvleugeld
Voel ik mij toch mij wijlen wel beteugeld
Zo zou ik wel eens een mens met vleugels willen zijn
Zoals bijvoorbeeld een libelle
Met twee paar vleugels op mijn rug
Ik zou langs sloten en over plassen snellen
Ik zei u allen goedendag en kwam niet terug
Met vleermuis vleugels zou het nog beter gaan
Dat doet mij aan vleugels van da Vinci denken
Ik zal mijzelf een paar vleermuisvleugels schenken
En op die lederen vleugels schaterend van genot
En sneller dan door ogen ingeschat
Door stegen langs gevels en lantaarns scheren
Ik vloog een gat in de nacht en riep u allen dat
‘Ik ben de razendsnelle klapwiek van de binnenstad’
Een mens die vleugels wil die spitst zich toe op vrijheid
Waar is vrijheid meer dan boven zee te vinden
Hoog boven zee en kust te zweven lijkt mij beter
Zoals de Jan van Gent met vleugels van een meter
Ik zou met weinig vleugelslag slechts op thermiek
Mij fluitend langs het zwerk gaan begeven
Ja ik wil een mens met vleugels zijn
Omdat ik voel dat al mijn zinnen neigen
Af en toe boven mijzelf uit te stijgen
En denk ik nu al door dit lied voort varend
Waarom gebruik ik niet de vleugels van een Arend
Met een gevleugelde groet,
Jilles