Ik herinner mij een zomerochtendgloren
Dat ik op een krib zat aan de overkant
Ik was niet alleen want ik zat hand in hand
Met degeen met wie ik ben geboren

Zo zaten wij daar op die waterkant
En we wisten ons behoorlijk uitverkoren
Want alles lag in een bepaald verband
En we hielden elkaar vast als nooit tevoren

Zo zagen wij het water rustig westwaarts gaan
Het maakte rond de krib wat kringelsporen
Er gleed een aak voorbij op halve motoren
Er gleed een vroege meeuw nieuwsgierig achteraan

En aan de Wellekant die trotse linden
Die zware stammen op de kademuur
Alles was kalm bezig plaats te vinden
Er lag een eeuwigheid vergrendeld in een uur

Ja,en het toeval heeft een staat van tijd noch duur
Want toen wij naar de Lebuinustoren keken sloeg het uur
Op dat moment tekende de zon een eerste streep
Het was of die oude Lebuinus het allemaal begreep

Alsof de toren zag wat wij niet zagen
Of waar wij slechts een glimp van hadden meegemaakt
En dat hij ondanks al die eeuwen klokkenslagen
De tijd op zijn manier toch altijd heeft verzaakt

Zo zaten wij daar in tevredenheid
Met het uitzicht op die oude toren
En voelden ons onaangetast door plaats of tijd
Op dat moment werden wij opnieuw geboren

JW